Opnamedatum december 2021, locatie Apeldoorn. Interviewer Annelies Moerel, cameravrouw Monique van Dalen.
Aan alle geïnterviewden is gevraagd een locatie te kiezen die voor hen belangrijk is, waar ze graag iets over willen vertellen en bovenal wat voor hen de link is naar de theosofie, die voor ieder van hen uiteraard een belangrijke rol in hun leven speelt.
Voor Elisabeth, huidig bestuurslid van het International Theosophical Centre (ITC), is de ultieme locatie om geïnterviewd te worden het ITC in Naarden. Zij heeft al jong een bijzondere band gekregen met deze locatie. Toen zij in de jaren zestig naar Nederland kwam om haar toekomstige man wat beter te leren kennen, woonde en werkte zij in het St. Michael’s House. Vandaag de dag is Naarden haar tweede woonplaats, het ITC haar tweede thuis. Helaas is het door drukke bezetting van het ITC niet gelukt om in de koude decembermaand een warme plek te vinden, dus werd het Apeldoorn, waar Elisabeth al weer jaren met veel plezier woont. We blikken terug op de periode eind jaren tachtig en jaren negentig van de vorige eeuw. Ook het heden van Elisabeth en de toekomst van de theosofie komen aan bod.
Elisabeth, als ik het goed begrijp, was jij al erg jong in de weer met theosofie.
“Al heel jong inderdaad. Ik had destijds een vriendin en haar ouders waren op een gekke manier theosoof geworden. Zij kwamen uit de DDR en zijn gevlucht ruim voordat de muur werd gebouwd. Zij woonden bij een boerenfamilie in de buurt van Göttingen, daar kom ik vandaan.
Op zolder stond een grote kist met theosofische boeken. Die boerenfamilie zei tegen de ouders van mijn vriendin: Wij doen er niets mee, ga je gang, lees ze maar allemaal.
Die ouders hebben toen gelezen en gelezen en ook hun kinderen hebben zij erover verteld. En hun dochter, nog steeds mijn hartsvriendin, heeft mij meegenomen naar hun huis en daar heb ik al jong van alles gehoord over theosofie.
Maar het was voor ons helemaal niet vreemd, want op de middelbare school hebben wij heel veel over Goethe en zijn denkbeelden geleerd en Faust werd ook besproken. Ik heb het een hele kleine stap gevonden naar de theosofie, want Goethe was een universeel mens, dat kan je in zijn werk overal terugvinden. Toen ik 23 jaar was, ben ik met diezelfde vriendin naar een Europees theosofisch congres geweest in Swannick en daar heb ik mijn man leren kennen. Hij had drie dochters en was al een aantal jaren gescheiden. Een jaar later zijn we getrouwd, ik was toen 24. Mijn man was een stuk ouder, maar ik heb dat nooit zo gemerkt, hij had iets jongensachtigs. Tot op hoge leeftijd.”
Heb je werk gevonden toen je eenmaal in Nederland gesetteld was?
“Ik heb Duits gegeven op middelbare scholen en theosofische cursussen op de Duitse zomerschool. Dat was voor mij heel leuk want thuis sprak ik geen Duits meer. Ik wilde met de kinderen wel Duits spreken, ook in Nederland en dan zeiden ze: Nee mama, in Duitsland spreken wij Duits, in Nederland spreken wij Nederlands. Ik spreek dus goed Nederlands, maar wel met mijn eigen kleur.”
Wat was het eerste theosofische boek dat je hebt gelezen?
“Dat was ‘You’ van George Arundale. Dat was destijds in modern Duits vertaald, want als je dat nu pakt in het Engels of Nederlands dan denk je: Jeetje, wat een ouderwetse taal, dat durfde ik mijn kinderen niet te laten lezen. Het is namelijk nooit in modern Nederlands vertaald, jammer want ik heb het een heerlijk boek gevonden. In het Duits heet het ‘Du, von Ewigkeit zu Ewigkeit. Het staat nog in mijn boekenkast en het is nog steeds een geliefd boek van mij. Arundale was voorzitter van de internationale Theosofische Vereniging Adyar geweest en zijn vrouw Rukmini Devi is hoofd geworden van het centrum in Naarden.”
Wanneer is de Loge Den Haag voor jou in beeld gekomen?
“Vanaf 1988 was ik voorzitter in De Ruyterstaat 67. Dat was een prachtig gebouw, maar het werd te groot, we konden het niet meer onderhouden. Het was echt heel mooi en ik ben blij dat het museum Beeld & Geluid Den Haag er nu in zit. Zij hebben al die architectonische patronen en details behouden, zoals de tempel en glas-in-loodramen met de symboliek van de dierenriem erin. De dierenriemtekens hebben zij na laten maken in zanddruk. Wij hadden dat helemaal niet kunnen betalen.”
Hoe lang ben je voorzitter geweest?
“Zeven jaar en na die tijd wilden we graag naar het oosten van het land verhuizen. Ik gaf al snel aan dat ik niet nog termijn wilde, ik heb twee termijnen en een jaar extra gedaan. Het is wonderlijk gegaan, wij hebben de laatste jaren van mijn voorzitterschap alle bestuursleden getraind in het voorzitten van een loge-avond. Om de beurt moesten zij dus de inleiding maken, de gesprekken leiden, het hele bestuur kon dat.
Ik was altijd heel erg voor teamwork. Zo hebben we verschillende groepen van logeleden gevormd die gedurende drie seizoenen, tussen 1993 en 1996, drie theosofische thema’s uitgewerkt hebben tot cursussen met inleidingen, ook op schrift.
Het waren presentaties die veel voldoening gaven en positief ontvangen werden. De thema’s waren: ‘Licht op Universele Wijsheid’, ‘Het Proces van Geestelijke Bewustwording’ en ‘Zoektocht naar Jezelf’. Elke cursus omvatte gemiddeld zeven presentaties.”
Tijdens je openingsspeech in 1992 voor het nieuwe logegebouw aan de Laan van Meerdervoort zei je: We hebben elkaar nu heel erg nodig, in onze samenwerking als logeleden en als verschillende groepen in huis. Je verwees naar de verbinding met elkaar, eenheid in verscheidenheid: Dit streven is van groot belang waar mensen elkaar te lijf gaan voor godsdienstverschillen en rassenonderscheid.
Wat is het verschil tussen toen en nu?
“Er is geen verschil, het is nog hetzelfde. Ik vind het altijd heel toepasselijk, daarom heb ik toegejuicht dat wij toenadering zoeken met andere spirituele groeperingen. In Naarden zijn wij daar nu ook mee bezig. Contact tussen Antroposofen, Theosofen en Rozenkruisers tot stand brengen. We willen dat landelijk stimuleren en ik hoop dat we een soort samenwerking krijgen.
Op het centrum zelf letten we altijd op dat we ons niet afsluiten, dat niet alles alleen voor de Theosofische Vereniging Adyar is. Dat is wel de grondtoon, maar als er groepen bij ons komen werken, dan is de bron van liefde wijsheid van de esoterische filosofie een belangrijke toetssteen.
Ze mogen niet commercieel werken en geen goeroe hebben. Dat zijn onze voorwaarden. We kunnen daardoor andere groepen zoals de soefi's en boeddhisten verwelkomen. Je zou kunnen zeggen dat ik die lijn altijd heb doorgezet in mijn leven, in mijn theosofisch werk.
Ik was lerares Duits in het volwassen onderwijs. Daar heb ik dat ook altijd uitgedragen. Toen ik net begon waren er heel veel vrouwen die eindexamen wilde doen, omdat hun kinderen dat gedaan hadden. Dat heb ik zo’n enorm mooie tijd gevonden. Ik heb altijd boeken, zoals de oer-Faust, uitgezocht die echt de diepte ingingen. Dat vonden die vrouwen heel fijn, het was niet alleen grammatica, de literatuur had ook wat te vertellen. Juist het naar de inhoud te gaan, dat spreekt mij aan.”
We verlaten even de warmte van Elisabeths huis voor een frisse neus in de mooie omgeving waar Elisabeth sinds 1999 woont.
Wat was jouw toegevoegde waarde voor de Loge Den Haag?
“Ik heb natuurlijk hele goede andere voorzitters meegemaakt. Dan is het zo, dat je op ieders schouders staat, als je zo’n functie overneemt. Dan weet je in ieder geval hoe het kan gaan en dan heb je ook zin om sommige dingen een beetje anders te doen. Ik dacht, ik vind het leuk om het bestuur een heel team te laten zijn, eigenlijk de hele loge. Wij zijn toen een loge-krant begonnen, daardoor ontstond er een werkverdeling. Daarnaast gaf Ronald Engelse regelmatig een cursus. Wij dachten toen, dat kunnen we zelf ook doen.
We namen het nieuwe boek van I.K. Taimni en we verdeelden de taken, zoals het gesprek voorbereiden, de discussie leiden. Zo is het hele boek behandeld met alle logeleden en wat bezoekers. Daarnaast hebben we zelf inleidingen en logeavonden gestalte gegeven door drie omvattende thema’s te kiezen. Geïnteresseerde logeleden konden meedenken en meedoen. We maakten een studieboek, verdeelden de onderwerpen, die dan persoonlijk werden uitgewerkt. Dat was heel leuk. Ik sprak laatst Ernst Kouwe nog, hij was de jongste toen. Hij zei: ‘Weet je dat ik het zó leuk vond, dat ik er thuis nog mee verder gewerkt heb.’
Voordat ik loge-voorzitter werd, heb ik met de heer Veldhuis overlegd over een nieuw project. Hij zat in het bestuur van de Vereniging en de Theosofia Stichting. Wij hadden in de De Ruyterstraat nog een huis, nr 61, dat was ineens leeg. Toen stelde ik voor dat huis niet opnieuw te verhuren, maar zelf te gebruiken om de new-age in te duiken.
Want Findhorn (de Schotse leefgemeenschap Findhorn is vanaf 1962 een inspiratiebron voor mensen die op zoek zijn naar innerlijke en duurzame groei, red.) was in die tijd veelbesproken. Het groepswerk dat ze daar vorm gaven, hebben wij volop geoefend, dat was een heerlijke tijd. We hebben destijds ook een krantje uitgegeven, De Ruiter, vol met gedichten en artikelen.”
Boeken en theosofen, het is een warm samenwerkingsverband. Welke boeken zijn belangrijk voor jou?
“Mijn grootste inspiratiebronnen zijn Annie Besant voorop en mevrouw Blavatsky ook, want zij ontroert mij zo enorm. Het feit, dat zij er fysiek zo slecht aan toe was en toch al dat werk heeft kunnen doen. Het mooiste boek en meest belangrijke boek is voor mij ‘De stem van de stilte’, ik lees er veel in.
Een van de mooiste stukken is: ‘Vestig de blik van uw Ziel op de ster waarvan u een straal bent’ (vers 137). Dat inspireert mij enorm.
Ik zou beginners het boek ‘Theosofie Nu’ aanraden. Waar ik persoonlijk erg door ben aangeraakt zijn de stanza’s uit de Geheime Leer. Ik dacht, het is een sprookje, een sage. Je kan je er zo aan overgeven: ‘Vader, moeder spinnen een web en aan de bovenkant maken ze het vast aan geestbewustzijn en aan de onderkant maken ze het vast aan oermaterie. Toen zijn ze begonnen de kosmos te weven’. Dat vind ik zo’n inspirerende en prachtige stanza.
We moeten, denk ik, in de theosofie de verbinding zoeken, niet alleen met je kennis of wijsheid, maar ook met je gevoel, je fantasie.
Tim Boyd zei: Wijsheid en kennis zijn belangrijk voor theosofen, maar het moet in de praktijk leiden tot goed doen. Wijsheid, kennis, hartenkracht, daar iets mee doen in het dagelijks leven, dat is de sleutel tot de theosofie.
Geweldig dat onze vereniging Adyar de nadruk legt op de vrijheid van denken, dat vind ik zo essentieel. Want zonder vrijheid kom je helemaal niet tot broederschap. Die vrijheid moet komen uit het besef dat je al je conditioneringen van vroeger los kan maken, dat je ziet dat we allemaal één zijn. Dat we één realiteit hebben waaruit we allemaal voort zijn gekomen en waar we allemaal naar toe teruggaan. Het Absolute of het Ene Zijn of de Zijn-heid zegt Blavatsky ook. Als je dat beseft, ben je vrij, dan kan je die ander als broeder erkennen en herkennen.”
Hoe zie jij de toekomst van de theosofie wereldwijd?
“Ik zie het eigenlijk heel positief. Ik zou het fijn vinden als er een grote beweging zou zijn in de hele mensheid, die zich bewust is van de eenheid van het leven, van de universele broederschap, de eerste grondstelling van Blavatsky. Dat is voor mij de meest theosofische gedachte die er is. Je mag alles ontplooien wat je aan gaven hebt, maar wees je bewust daarvan.”
Ben je hoopvol gestemd dat dit gedachtegoed kan blijven bestaan en dat meer mensen dit omarmen?
Ik ben ervan overtuigd, dat de hele ontwikkeling van de mensheid die kant opgaat. Het kan lang duren, het kan vlugger gaan, we kunnen die hoop altijd hebben, want dat is de ontwikkeling van de kosmos van het leven.
Elisabeth, wat vind jij een mooie quote of gedicht om mee te geven aan de lezer als afsluiting van dit interview?
“De aanroep van Annie Besant.”
O verborgen leven trillend in elk atoom,
O verborgen licht stralend in ieder wezen,
O verborgen liefde alles omvattend in Eén-Zijn,
Moge ieder die zich een voelt met U,
Zich daarom een weten met elk ander’.
“Ja, dat vind ik mooi.”